- Home →
- Voertuigbeheersing (AVB)
Voertuigbeheersing (AVB)
EIGEN OEFENTERREIN!! (Locatie Bodegraven) Het voordeel van een eigen oefenterrein is dat je vrij en alles kunt oefenen zonder hinder te ondervinden van andere rijscholen of verkeer. Dit terrein maakt het dan ook mede mogelijk om versnelde of spoedopleidingen aanbieden voor de motor.
Binnen 1 dag je AVB Examen halen! Doe eerste en Try-the-bike les nemen, gedurende deze les wordt duidelijke over hoeveel inzicht en gevoel je beschikt voor het motorrijden en of je geschikt bent voor een van onze spoedopleidingen. De kosten voor een try-the-bike les bedragen €55.
- Aanmelding minimaal 2 – 4 weken van tevoren.
- Examengarantie is alleen van toepassing, indien alle lessen gevolgd zijn.
- De Intake / Try-the-Bike les is verplicht (uitgezonderd bij spoedcursus AVD, waarbij AVB bij Motorrijschool Compleet is behaald).
- Voor Motor A1 moet het theoriecertificaat cat. A in het bezit zijn vóórdat je aan de spoed-AVB opleiding kunt beginnen.
- De facturen voor de spoedopleidingen moeten 2 weken vóór deelname aan de spoedopleiding betaald zijn.
- Wanneer je de spoedopleiding 1 week vóór aanvang van de cursus annuleert, ontvang je 50% van het cursusgeld retour. Dit omdat wij jouw examens bij het CBR al ingekocht hebben en tevens lestijd voor je hebben gereserveerd.
- Ben je geschikt bevonden voor het doen van een spoedopleiding, vul dan direct je Gezondheidsverklaring in via de site van het CBR. Het praktijkexamen AVD kunnen wij pas reserveren wanneer jouw Gezondheidsverklaring door het CBR is goedgekeurd en je in het bezit bent van je theorie-certificaat en de machtiging voor het reserveren van een praktijkexamen hebt afgegeven aan het CBR.
Examen voertuigenbeheersing
Het AVB-examen bestaat uit 12 oefeningen waarvan de volgende vier oefeningen verplicht zijn:
- Lopende achteruit te parkeren in het parkeervak ( cluster 1)
- Langzame slalom (cluster 2)
- De uitwijkoefening ( cluster 3)
- De noodstop (cluster 4)
De examinator kiest drie oefeningen uit de volgende acht mogelijkheden:
- Het wegrijden uit een parkeervak (cluster 2)
- Denkbeeldige acht (cluster 2)
- Halve draai (cluster 2)
- Snelle slalom (cluster 3)
- Vertragingsoefening (cluster 3)
- De precisiestop (cluster 4)
- Stopproef (cluster 4)
- Stapvoets rijden (cluster 2)
Om te slagen dient de kandidaat in totaal vijf bijzondere verrichtingen uit cluster 1,2,3,4 succesvol uit te voeren.
Belangrijk om te weten: In een cluster mogen niet beide verrichtingen onvoldoende zijn! Bij een negatief resultaat mag de kandidaat elke oefening een keer opnieuw doen. We krijgen veel vragen gedurende het lessen over het examen voertuigbeheersing.
Met deze pagina willen wij duidelijkheid geven over het examen motorvoertuigbeheersing, oftewel het AVB-examen. Bij de beoordeling van het examen voertuigbeheersing is het beheersen van de motorfiets in de bediening, stuurgedrag en bewaren van balans essentieel.
Lopend achteruit parkeren in een (parkeer) vak: De kandidaat loopt met de motorfiets over een afstand van ruim 10 meter tot voorbij het vak. Hij loopt achteruit in een bocht het vak in. Voorwerken mag, maar het is niet de bedoeling dat de kandidaat recht achteruit het vak in loopt. Vervolgens op-en weer afbokken (als de midden-bok aanwezig is), waarbij de examinator de keuze heeft uit de middenbok (indien aanwezig) of de zij-standaard.
Vooral het bewaren van het evenwicht staat centraal, kijken waar je naar toe moet, en het juiste gebruik van de standaard. Op verzoek van verzekeringsmaatschappijen is deze oefening toegevoegd, omdat erg veel valschades geclaimd worden door onhandig parkeren en verkeerd standaard gebruik.
Langzame slalom: Het gaat bij deze oefening vooral om balans te houden in combinatie met een juiste bediening. De kandidaat mag vanwege de lage snelheid en het geringe gyroscopische effect sturen vanuit de heupen of door verdraaiing van het stuur. Met een juiste mix van gas geven, voetrem en koppeling die je snelheid regelt.
Het hoeft geen constante snelheid te zijn. Afschuinen is niet vereist vanwege de geringe centrifugaalkrachten. De kandidaat houdt de voeten tijdens het rijden op de voetsteunen. Het ronden van de pylonen en een slippende koppeling zijn essentieel (het beheersen van de motor op lage snelheid, denk aan bijvoorbeeld als je op de stoep geparkeerd hebt om een brief te posten, en nu wil je van de stoep afrijden tussen de geparkeerde auto’s door).
Denkbeeldige acht: Bij deze oefening gaat het om het kunnen en durven afschuinen van de motorfiets in combinatie met een juiste bediening en een goede kijktechniek (stuurgedrag).
Wel is de beschikbare ruimte waarin de oefening zich afspeelt afgebakend. Indien de ruimte buiten de kegels gebruikt wordt, gaat de examinator daar genuanceerd mee om. Zeker als de kandidaat de oefening goed, vloeiend en afgeschuind uitvoert.
Ook betrekt de examinator in voorkomende gevallen de karakteristiek van de motorfiets bij de beoordeling. Het laten slippen van de koppeling is toegestaan. Ontkoppelen wordt echter negatief beoordeeld.
Halve draai: Essentieel is dat de kandidaat de snelheid regelt en vasthoudt. Het is niet voldoende om aan te rijden, het gas af te sluiten en de draai te maken op de resterende ‘bewegingsenergie’. Vooral het stuurgedrag (kijktechniek) is een belangrijk element van dit onderdeel.
De kandidaat dient in een rechte lijn de oefening in te rijden en ook weer in een rechte lijn te verlaten. De examinator bepaald of de halve draai naar links dan wel naar rechts wordt uitgevoerd. Het laten slippen van de koppeling is toegestaan. Ontkoppelen wordt echter negatief beoordeeld (denk aan bijvoorbeeld dat je verkeerd gereden hebt en je wilt je omdraaien om dezelfde weg weer terug te kunnen rijden).
Stapvoets rijden: Het gaat hier met name om het bewaren van de balans bij lage snelheid in combinatie met de bediening van gas, koppeling en eventueel voetrem.
Een goede zithouding (contact met de motorfiets) en een goede kijktechniek (goed sturen voor het bewaren van de balans in combinatie met het rijden van een rechte lijn) is van belang.
Met stapvoets rijden wordt bedoeld: een snelheid waarbij normaal wordt gewandeld. Belangrijk hierbij is dat de examinator naast of net voor de bestuurder loopt en jou bij kan houden(denk aan bijvoorbeeld het rijden in de file of tussen de file door).
Wegrijden uit een (parkeer) vak: Belangrijk is de aanvangpositie van de kandidaat. Het voorwiel dient tegen de rand van de denkbeeldige rijbaan te staan. Daarna geeft de examinator pas de richting die je op moet aan.
De kandidaat kan zelf kiezen welke voet hij aan de grond zet. Het hierna haak gecontroleerd wegrijden binnen een gemarkeerde rijbaan is essentieel bij deze oefening (denk aan wegrijden op een T splitsing naar rechts, waar je geen uitzicht hebt).
Uitwijkoefeningen: Het is belangrijk dat de kandidaat de motorfiets kan afschuinen en kantelen in combinatie met de juiste bediening en kijktechniek.
Er moet een constante snelheid van 50 kilometer per uur worden aangehouden tot aan het eerste poortje. Hierna mag het gas dichtgedraaid worden.
De remmen mogen niet gebruikt worden tot aan de laatste pylon. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat de snelheid tot aan het eerste poortje vasthoudt en na het ontwijken van het (denkbeeldige) obstakel de laatste pylon aan de rechterzijde voorbij gaat ( ga niet remmen tijdens het uitwijken, want dan bestaat de kans dat je onderuit gaat).
Snelle slalom: Het gaat bij deze verrichting vooral om het kunnen en durven afschuinen en kantelen van de motorfiets in een regelmatige cadans. Dit in combinatie met het zelfstandig doseren van het gas en daarmee het zelf regelen van de snelheid. Het gebruik van de voetrem bij deze oefening verdient niet de voorkeur, maar wordt bij kort gedoseerd gebruik niet negatief beoordeeld.
De essentie van deze oefening is de bochtentechniek waarbij veel elementen van beheersing van het voertuig aan de orde zijn(denk aan bediening, stuurgedrag en balans). De snelheidsindicatie van 30 kilometer per uur is moeilijk exact vast te stellen en in die zin dan ook slechts richtinggevend.
Het gaat er vooral om dat de snelheid dusdanig is dat de kandidaat ook kan afschuinen. Indien door te lage snelheid onvoldoende centrifugaal krachten optreden, dan is de uitvoering van de oefening onvoldoende (door deze oefening zie je ook de mogelijkheden die je met een motor hebt op snelheid).
Vertragingsoefening: Deze oefening wordt eerst binnen een beperkte afstand te kunnen versnellen en vertragen getoetst, waarbij de bediening gereed moet zijn voor het aangegeven punt. De daarop volgende slalom toetst het kunnen en durven afschuinen en kantelen van de motorfiets in een regelmatige cadans. Dit in combinatie met een licht trekkende motor. Het gebruik van de voetrem in het slalomdeel verdient niet de voorkeur, maar wordt bij kort gedoseerd gebruik niet negatief beoordeeld.
Wanneer slechts één van de wielen blokkeert of het ABS in werking treedt, dan is de oefening onvoldoende. De essentie van deze oefening bestaat uit het tijdig gereed zijn met accelereren voor het aangegeven punt en het gereed zijn met het vertragen, alvorens de slalom wordt ingezet.
Essentieel is de gecontroleerde bediening tijdens het vertragingsdeel en het beheerst uitvoeren van het slalomdeel (bijvoorbeeld rijdend op een provinciale weg en plotseling remt de bestuurder voor je af). Er moet dus vertraagd worden en door de slalom die daarna volgt kan worden gezien of je de motor daarna nog beheerst.
Noodstop: De kandidaat moet de noodstop uitvoeren op een schoon, vlak en nagenoeg horizontaal wegdek. Bij slechte weersomstandigheden verdient de aanbeveling de kandidaat erop te wijzen dat hij niet onbegrensd kan remmen. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat tot stilstand komt.
Normaliter is een noodstop waarbij de kandidaat niet tot stilstand komt, onvoldoende. Het aanvangen van het remmen bij een aangegeven punt (pylon) is alleen bedoeld om de examinator de kans te geven om te beoordelen hoe de kandidaat de remming uitvoert. Als de kandidaat niet op het aangegeven punt start met remmen, maar verder aan de eisen van de oefening voldoet, is dat op zich geen reden voor een onvoldoende. In principe wordt met beide remmen de remming ingezet. Het gebruik van de voorrem is hierbij essentieel.
De examinator houdt rekening met het karakter van de motorfiets. Het blokkeren van een wiel wordt niet als negatief beoordeeld. Indien de motor is voorzien van ABS, is het in werking treden van dit systeem geen negatief beoordelingsaspect. Terugschakelen is niet vereist.
De kandidaat handelt namelijk vanuit een gesimuleerde noodsituatie. Essentieel is het uitvoeren van een maximale remming zonder daarbij de controle over de motor te verliezen. Er zijn veel ongelukken met motorrijders te wijten zijn aan onkundig remmen, waardoor ze zichzelf onderuit remmen.
Stopproef: De kandidaat moet de stopproef uitvoeren op een schoon, vlak en nagenoeg horizontaal wegdek. Bij slechte weersomstandigheden verdient de aanbeveling de kandidaat erop te wijzen dat hij niet onbeperkt kan remmen. Essentieel bij deze oefening is dat de kandidaat tot stilstand komt.
Normaliter kan een stopproef waarbij de kandidaat niet tot stilstand komt onvoldoende worden verklaard. Het aanvangen van het remmen bij een aangegeven punt(pylon) is alleen bedoeld om de examinator de kans te geven om te beoordelen hoe de kandidaat de remming uitvoert.
Als de kandidaat niet op het aangegeven punt start met remmen, maar verder aan de eisen van de oefening voldoet, is dat op zich geen reden voor een onvoldoende. Als een wiel kort blokkeert en de kandidaat deze blokkade onmiddellijk opheft, dan beoordeelt de examinator dit niet direct als fout. Juist het opheffen van een geblokkeerd wiel kan duiden op voertuigbeheersing.
De verrichting is wel onvoldoende als de remkracht onregelmatig of onjuist is (bijvoorbeeld als de kandidaat de remming te fors heeft ingezet), als niet beide remmen zijn gebruikt of als de opgebouwde remkracht duidelijk onvoldoende en/of de remweg te lang was.
De kandidaat schakelt kort voor stilstand naar de eerste versnelling. Ook hier geldt dat de kandidaat zijn remmen goed moeten beheersen; door onkundig remgedrag zijn de nodige ongelukken aan te wijten.
Precisiestop: Het gaat bij deze oefening om een technisch goed uitgevoerde remming. De kandidaat moet beide remmen gebruiken en kort voor stilstand terugschakelen naar de eerste versnelling. De eigen veiligheid van de motorrijder staat hier weer voorop. De kandidaat verdeelt de remweg gelijkmatig over de lengte van 17 meter. Als één van de wielen blokkeert, is de oefening onvoldoende uitgevoerd. De kandidaat doseert het remmen zó gelijkmatig dat hij zonder grote correcties (met de aanvang bepaalde remkracht) bij het 2e poortje tot stilstand komt. De kandidaat moet met het voorwiel vlak voor het 2e poortje stoppen (denk hierbij aan het stoppen bij een verkeerslicht met een medeweggebruiker die voor je stil staat).